Pinot noir (Frans), ook wel Spätburgunder (Duits), staat bekend als zeer moeilijk te kweken druif maar is het risico voor veel wijnmakers absoluut de moeite waard. Dat blijkt ook wel als je kijkt naar enkele van de beste wijnen van de wereld als Bourgogne en Champagne. De Pinot noir is de meest populaire druif als het aankomt op lichte wijnen en wordt geliefd om de elegante aroma’s. Het zijn wijnen die vaak bijna silky achtig aanvoelen en heel gemakkelijk te drinken zijn door deze fijne structuur.
De elegantie van een goede pinot noir spat vaak je glas uit. Er zitten veel zachte aroma’s in verscholen van rood fruit als aardbei, frambozen en kersen. De betere varianten hebben ook vaak een aards, rokerig randje met bijvoorbeeld aroma’s als paddenstoelen en herfstbladeren of bosgrond. Dit zijn typische tertiaire aroma’s die zich met de jaren ontwikkelen. Pinot noir uit warmere klimaten hebben de neiging om snel wat jamachtige fruitsmaken te hebben en verliezen dan de vaak meer subtiele aardse smaken. In de meer houtgerijpte versies vindt je ook aroma’s van toast en vanille terug.
Pinot noir heeft van zichzelf niet erg veel kleur omdat de druif een dunne schil heeft. Daarom zijn ook de tannines vrij laag in vergelijking met andere blauwe druiven. Het mondgevoel van een pinot noir wijn is subliem: zeer fijne tannines en een levendige zuurgraad. De pinot noir is daarom ook goed geschikt om wat gekoelder te drinken, op zo’n 12-15 °C.